Fragment uit Tante Tanneke
De volgende dag wordt Rosanna vroeg wakker, als opnieuw een stralende zomerzon door het ronde koekoeksraam naar binnen valt. Klaarwakker maar lui ligt ze in het zachte dons, na te denken over de belevenissen van gisteren. Dat was toch wel een vreemde droom, zegt ze tegen zichzelf. En zomaar in het huis van een vreemde in slaap vallen, dat is haar nooit eerder overkomen. Wonderlijk. Ze wil gewoon niet denken aan de mogelijkheid dat het werkelijk is gebeurd. Ik ben geen klein kind meer, zegt ze hardnekkig, alsof ze zichzelf van iets moet overtuigen, ik geloof niet meer in sprookjes en wonderverhaaltjes. Dan krijgt een andere gedachte de overhand. Misschien kan Tanneke mijn dromen beïnvloeden, denkt ze opgewekt, zoiets als hypnose. Nou, dan heb ik wel lollige dromen! Die kan ik best eens gaan opschrijven, als droomverhalen. Dat kunnen hele goeie opstellen worden. Misschien zelfs wel een nieuwe prijswinner, denkt ze eerzuchtig.
Dan hoort ze het zachte getinkel dat ze nu herkent. Haastig, voordat het bed weer gaat spoken, grabbelt ze naar het kristallen staafje. Ze richt het open oog naar de glazen bol aan de wand en ziet tot haar verbazing Tanneke’s gezicht achter het glas verschijnen.
“Goeiemorgen, luilak,” zegt tante voor haar doen nogal opgewekt, “Kom je me helpen? Ik moet klein hout sprokkelen voor het keukenfornuis. Doe je je kaplaarzen aan?”
“Ik kom. Ik ben al onderweg,” roept Rosanna vrolijk.
Zo ‘n gewoon huishoudelijk karweitje is nu precies waar ze zin in heeft. Het is een klus waarbij je niet vreselijk hoeft na te denken, zodat ze tante een beetje kan uithoren over gisteravond. Na een haastig ontbijt loopt ze met een laatste stuk banaan in haar hand huppelend met tante mee, achter Krui aan.
“Wat zijn dat voor plankjes, Tanneke?” vraagt ze, met een blik naar de rechthoekige stukjes hout die al in de kruiwagen liggen.
“Dat? O, ... dat zijn speciale bordjes, die ik nog moet plaatsen.”
Rosanna wordt nieuwsgierig. Altijd als tante aan het stuntelen of aan het stotteren slaat, is het omdat ze iets probeert te verbergen, of omdat ze geen zin heeft om iets te vertellen of uit te leggen. Meestal zijn dat nu juist de dingen die Rosanna zo graag wil horen.
“Wat staat er op, Tanneke? Mag ik eens kijken?”
Met een zucht laat tante de Krui stilstaan. Ze beseft blijkbaar dat haar nichtje toch te weten komt wat ze weten wil.
“Nou, kijk zelf dan maar.”
Rosanna pakt een bordje en draait het om. Verbaasd leest ze: Verboden toegang voor onbevoegden. Artikel humhum wetboek huppelepup, wat er meestal op die dingen staat.
“Tante!” zegt ze bestraffend, “deze bordjes mogen alleen door de overheid worden geplaatst. Dit is verboden, hoor!”
Als altijd wordt tante nijdig als ze commentaar krijgt.
“Oh?” zegt ze stekelig, “Waarom zou dat niet mogen, op mijn eigen terrein? Wil je even goed kijken wat er staat! Er staat niet artikel 461 maar 1462, en niet wetboek van Strrrafrecht maar van Stafrecht. Zou een heks geen recht van Staf hebben! Nou wordt-ie mooi, zeg! En de toegang wordt niet verboden, maar verdoben. ”
Rosanna kijkt nog eens. Ja, Tanneke heeft gelijk. Ook al lijkt het bordje bedrieglijk veel op het echte Verboden Toegangbordje, er staat inderdaad een iets andere tekst op.
“Is dit dan geen misleiding?” vraagt ze nu wat voorzichtiger.
Tante schokschoudert.
“Misleiding ... wat is misleiding? De mensen moeten goed lezen en hun verstand gebruiken. Er staat niets anders dan wat er staat. Natuurlijk is het onzin, maar wat doet dat ertoe? Vergeet niet kind, dat de wereld op zijn tijd bedrogen wil wezen.”
Tante neemt Rosanna het bordje af en legt het weer in de kruiwagen. Ze lacht wat grimmig terwijl ze verder lopen.
“Dankzij zulke onzinbordjes blijft het stil om mijn huis. Geen toeristen met camera’s en bierblikjes, geen krijsende kinderen met schepjes en ijslollypapiertjes. Ongerepte rust. Zoals het hoort, in het land van Nehalennia.”
Rosanna is inmiddels aan tante’s eigengereidheid gewend. Ze begrijpt nu waarom ze nooit andere mensen in de nabijheid van tante’s huis ziet en ze heeft gemerkt dat tante wel weet om te gaan met lastige politieagenten. Toch vraagt ze:
“Bent u nooit eens bang dat ze u betrappen of dat ze u hier komen zoeken?”
Tante schudt resoluut het hoofd.
“Welnee, kind. Het is net als met zoveel andere dingen. De simpelste oplossingen werken vaak het beste. Kijk, mensen die niet voor de overheid werken laten zich wegsturen door dat bordje. Want iedereen wordt geacht de wet te kennen, zoals dat zo mooi heet. Maar vrijwel niemand kent de wet. En ambtenaren denken dat het de officiële bordjes zijn en dat er staat wat er anders ook staat. Ze lézen gewoon niet meer. Ze controleren ook haast nooit of er mensen zijn die de wet overtreden. De enige die wel eens langs komt is de boswachter. Maar dat heeft hier niets mee te maken.”
Om tante’s strenge mond speelt nu een dun glimlachje. Rosanna heeft de indruk dat die betreffende boswachter zich nog veel erger in de maling laat nemen.
“Maar Tanneke,” waagt ze nog, “als iedereen zo zou doen als u, dan werd het wel een rotzooitje hier, denkt u niet?”
Tante knikt instemmend.
“Inderdaad, dat heb je goed gezien kind. Je bent bepaald verstandig voor je leeftijd. Maar kijk, regels zijn er voor de massa, en uitzonderingen voor de enkeling. De leden van Nehalennia’s Gilde vallen natuurlijk onder de uitzonderingen.”
Ze knikt er tevreden bij, en Rosanna die niet goed weet wat ze daar tegenin kan brengen, zwijgt.
Als ze aan het eind van een duinpaadje gekomen zijn, daar waar het bos begint, staat Krui uit zichzelf stil. Tante pakt een bordje en een hamer met wat spijkers. Met een paar stevige meppen ramt ze een eerste spijker door het bordje, dat nu een ander bordje volledig bedekt. Rosanna zag nog net het woord ‘wandelpad’ voordat ‘Verdoben toegang’ er nagelvast overheen ging. Langs de hele bosrand legt tante zo, met enkele ferme tikken, haar eigen grenslijn van stilte aan. Ondertussen rapen ze hout, want het fornuis moet straks ook branden. De stapel bordjes wordt kleiner en de takkenbos steeds groter. Het is al bijna middag als tante een van de laatste bordjes wil aanbrengen. Manhaftig zwaait ze met de hamer. Beng! Beng! Beng! De eerste spijker zit. Nu de tweede nog. Beng!
“Ahum!” zegt een mannenstem achter hen en Rosanna springt zowat uit haar kaplaarzen van schrik. Haar hart bonkt tot achter haar ogen. Daar staat een man in een groen uniform. Hij heeft een mosgroen jagershoedje op met een veertje erin. Als dat geen boswachter is dan weet Rosanna het niet.
Maar tante laat zich niet zo gemakkelijk van de wijs brengen.
“Ah, daar bent u!” zegt ze op een toon alsof ze hier op hem heeft staan wachten, “ik heb u lange tijd niet gezien, veel te lang eigenlijk. Bent u ziek geweest of zo?”
“Nee, maar ik wist natuurlijk dat uw nichtje zou komen logeren. Is dat haar?”
“Ja, inderdaad, dat is Rosanna. Kom kind, begroet onze beste boswachter eens.”
Rosanna staat een beetje dommig te glimlachen, zo verwonderd is ze over deze onverwachte wending in de gebeurtenissen. Ze komt naderbij en geeft netjes een hand. Deze boswachter is nog een jonge man, ziet ze nu. Best een knappe jonge man, want daar krijgt ze al aardig kijk op. Tenslotte is ze bijna elf jaar. Hij is wel jonger dan tante, denkt ze, maar terwijl ze dat denkt bekruipt haar de twijfel. Toen tante in die mooie jurk door de wolken danste, leek ze veel jonger. In gedachten zet ze die lieflijke jonge tante naast deze knappe man. Ze zouden een mooi paar vormen, denkt ze. Maar met een nieuwe hartklopping ploft ze weer terug in de werkelijkheid.
“Wat bent u aan het doen?” informeert de boswachter op vriendelijke toon.
Tante vertrekt geen spier. Met haar hamer wijst ze naar de nog uit stekende spijker.
“Toen ik hier laatst liep zag ik dat alle spijkers waren doorgeroest. Ik vond het een kleine moeite om de volgende keer mijn hamer en wat spijkers van huis mee te nemen. Dan zit het weer een hele tijd goed, nietwaar?”
Het valt Rosanna op dat tante niets zegt dat niet waar is. Het is alleen, dat de argeloze toehoorder niet weet dat er tussen de oude en de nieuwe spijkers ook een ander bordje is geschoven ...
“Maar laat mij dat toch doen,” zegt de man ijverig, en Beng! Beng! slaat hij de tweede spijker op zijn plaats. Dan kijkt hij nauwkeuriger naar de tekst.
“Alle fazanten op een stokje, er staat een fout op,” zegt hij verbaasd, “Het is artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht, en niet 1461.”
Nadenkend krast hij met zijn nagel over de Eén. Als hij merkt dat de verf gemakkelijk loslaat krast hij net zolang tot het voorste cijfer helemaal is verdwenen. Rosanna verwacht elk moment dat hij ook de andere fouten in het bordje zal opmerken, maar tante blijkt gelijk te hebben. Hij leest niet. Het was waarschijnlijk zuiver toeval dat zijn oog op de één viel. Hij geeft nog een laatste klopje met de hamer.
“Ziezo,” zegt hij voldaan en ook tante glundert.
“Wanneer komt u weer eens met mij naar de zonsondergang kijken?” zegt ze uitnodigend. Ze spreken af voor diezelfde avond, bij het Vliegenduin. Rosanna weet niet wat ze hiervan moet denken. Op de terugweg probeert ze tante uit te horen, maar die laat verder niets los.
“Wat er vanavond gebeurt zul je vanavond wel zien,” zegt ze vriendelijk maar beslist.
Daar moet Rosanna het maar mee doen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb