The making of...

Umberto Eco schreef ooit, over zijn eerste roman 'De naam van de roos': " ik had gewoon zin om een monnik te vermoorden ".

Iets soortgelijks herkende ik. Na veel romans, historische en familie- en streekromans en novellen en verhalen 'met een les', na ettelijke korte verhalenbundels en series kinderboeken, had ik zin om iets heel anders te schrijven.

Een genre waar ik me tot dan toe niet aan had gewaagd.

Een moordverhaal, met suspense en met allerlei raadselachtige figuren die eigenlijk doodgewoon lijken. Totdat...

Het was een avontuur om uit te vogelen of ik dat kon, en om een goede plot uit te denken. De personages uitdenken, met hun karaktertrekken en hun eigenaardigheden, en met zoals het hoort een echte 'red herring' er in, was eigenlijk niet zo moeilijk.

Het moeilijkst vond ik de plot. Wie van de bedachte personages heeft een voldoende sterk motief, de gelegenheid en de middelen, om een dergelijke moord te plegen? En er ook mee weg te komen? Hoe zet ik de lezer op het verkeerde been, hoe creëer ik suspense?

Het was een uitdaging, en het heeft wel geholpen om mijn eigen onzekerheden over het genre en de uitwerking, over te dragen aan de schrijfster van het moordverhaal. De lezer zou, in het meeleven met de worsteling van de schrijfster, waarschijnlijk snappen dat ik als bedenker er zelf ook moeite mee had. Een schrijfster van een moordverhaal over een schrijfster van een moordverhaal. Haar problemen waren de mijne. Of ik geslaagd ben in mijn opzet, moet de lezer van dit boek zelf uitmaken.

 

Een fragment:

De volgende dag stort ze zich weer op haar Rozenschijn-epos. In enkele goed uitgewerkte schetsen zet ze het slachtoffer neer als een kreng van een meid, die niet loyaal is aan vriendschap of gegeven woord, die alleen maar bezig is met haar eigenbelang en die menselijke en andere obstakels op haar pad zonder mededogen opzij schopt. Een harteloos monster eigenlijk. Ze knikt tevreden als ze dit terugleest. Ze heeft dezelfde voornaam als de valse vriendin gebruikt, wat het pinnig neerzetten van haar gemeenheid duidelijk heeft geholpen. Zo, Jenny, sta jij even mooi te kijk met je smerige rotstreken!

Ze onderbreekt haar werkzaamheden voor een haastige lunch. Ze wil snel terug aan het werk, want de geest is vaardig over haar geworden. Dit is blijkbaar wat schrijvers inspiratie noemen. Dan begint ze aan een karakterschets van haar ontrouwe vriend. Ook diens echte naam gebruikt ze onbekommerd. Maar als ze beschrijft hoe die de ene vriendin heeft laten vallen voor de andere, slaan het verdriet en het zelfmedelijden in heftige golven over haar heen. O Fred, hoe heb je me toch zo kunnen kwetsen, hoe heb je dat kunnen doen? Zie je dan niet hoe zij is? En hoeveel beter ik bij jou pas?

De tranen rollen over haar wangen; ze snift en grabbelt naar een tissue. Niet in haar tas. Niet in haar broekzak. Ze loopt naar de keuken en scheurt een stukje van de keukenrol. Ze veegt haar natte wangen af. Terwijl ze haar neus snuit, schrikt ze vreselijk van een gezicht tegen het natgeregende raam van de keukendeur. En midden in haar schrik, nog geen halve seconde later, ziet ze dat het Quirus is, die naar binnen staat te gluren. Geruststelling, opluchting en blijdschap om deze afleiding van haar verdriet strijden om de voorrang. Ze draait de sleutel om en opent de deur.

'Wat doe jij hier nou in de regen?'

'Nou, ach, kijken of het wel goed met je is. Je bent hier maar helemaal alleen, er is geen hond in het bos. Ik denkt, ik gaat maar eens langs.'

'Wil je thee?'

'Nou, maar wat graag.'

Marieke zet de waterkoker aan.

Quirus stapt binnen, laat zijn modderlaarzen keurig op de mat staan en hangt zijn natte regenjack aan de knop van de keukendeur. Hij wrijft in zijn handen, lacht dan een beetje verlegen.

'Teun is vandaag naar Arnhem en hij komt pas laat thuis, dus ik hoeft mijn werkboekje pas morgen weer in te leveren,' zegt hij op een toon alsof dat alles verduidelijkt.